Plea bargaining: onderhandelen met een beul, of de rechter?

Introductie
Het Amerikaanse strafproces is wereldberoemd. Dankzij de dominantie van Amerikaanse films, series, boeken en andere media denkt menigeen bij een strafproces aan juryrechtspraak, gevangenisstraffen van honderden jaren en advocaten die in elk rechtsgebied thuis zijn; allemaal voorbeelden die in ons continentale stelsel vreemd aanvoelen. Maar het zou te kort door de bocht zijn om deze excessen als bepalend voor het Amerikaanse systeem te kwalificeren. Een proces met een jury bijvoorbeeld - het eeuwige onderwerp van de fascinatie van continentale juristen - komt nog slechts in een heel klein deel van de processen voor; in minder dan 2% van de zaken wordt er nog een beroep gedaan op laymen voor een oordeel over de feiten.[1] Dit heeft betrekking op juryrechtspraak, waarbij burgers zonder juridische kennis over de zaak beslissen. De andere 98% van de zaken wordt verkort afgedaan, nadat de verdachte een guilty plea uitspreekt, een bekenning. De feiten staan daardoor vast en de rechter hoeft slechts een straf te verzinnen. Dit percentage roept evenwel vragen op. Is de Amerikaanse justitie dan zodanig accuraat dat ze virtueel altijd de juiste verdachte voor zich heeft? En waarom besluiten al deze verdachten - als we ervan uitgaan dat ze terecht vervolgd worden - vervolgens om hun schuld ook nog toe te geven?
Het antwoord schuilt, zo blijkt, in de buitengerechtelijke afdoening van zaken, de zogenaamde plea bargaining.
Over legitimatie, foltering en politiek: de geschiedenis van Plea Bargaining
In de simpelste vorm werkt een plea bargain als volgt. In ruil voor een schuldbekenning, belooft de procureur of officier van justitie een minder zware straf te eisen. De procureur kan bijvoorbeeld de verdachte voor een lichter vergrijp vervolgen, waartoe een verdachte bekend, met als voordeel voor de verdachte dat een minder zware straf volgt. Voor de procureur en de rechtbank is dit handig omdat er dan geen uitgebreide zitting georganiseerd hoeft te worden. De kritiek ligt voor de hand: dit verleid verdachten tot bekennen, ook als ze onschuldig zijn van een zwaarder delict.
Het huidige gebruik is met het oog op de geschiedenis van de common law vreemd. Lange tijd was het ondenkbaar dat een rechtbank op grond van een plea, waarvan ze aan de vrijwilligheid twijfelde, tot een veroordeling zou komen. In een Engelse rechtbank in 1783, bijvoorbeeld, werd een rechtbank geconfronteerd met een bekennende verklaring die zou zijn afgelegd in ruil voor een belofte. De rechters veroordeelden dit streng:
“[A] confession forced from the mind by the flattery of hope, or by the torture of fear, comes in so questionable a shape...that no credit ought to be given to it.”[2]
Bovendien was het in de VS tot 1892 volstrekt ongebruikelijk om een guilty plea - en dus te bekennen - af te leggen. Pas in dat jaar nam de Supreme Court voor het eerst een guilty plea aan. Ondanks deze stevige veroordeling op het hoogste juridische niveau, merken een aantal commentatoren op dat er in de schaduw wel regelmatig onderhandeld werd tussen de partijen. De nadruk lag echter nog altijd op de beroemde jury procedure, die bekend stond als snel en efficiënt: een jury kon per dag wel 20 zaken afhandelen. [3] Verdachten mochten nauwelijks bijgestaan worden door advocaten, die zich in deze tijd amper met criminele procedures bezig hielden, en het bewijsrecht stond nog in de kinderschoenen. Dit leidde regelmatig tot verkeerde veroordelingen, in zulke mate dat het juryproces veelvuldig werd hervormd. Het karakter veradvocatiseerde, en strenge bewijsregels, termijnen en beroepsmogelijkheden wierpen allemaal extra barrières op om onschuldige veroordelingen te voorkomen. Langbein, professor aan Yale University, oordeelt echter hard over deze hervormingen:
(...) reforms that ultimately destroyed the system in the sense that they made jury trial so complicated and time-consuming that they rendered it unworkable as the routine dispositive procedure. [4]
De professionalisering van de jury procedure maakte strafprocessen steeds langer en kostbaarder. Het is in deze context dat de praktijk van plea bargaining een vlucht begint te nemen. Naast de tijdrovende procedures groeide bovendien de input exponentieel; in de jaren 20 en 30 van de vorige eeuw kennen de Verenigde Staten een periode van zogenaamde ‘overcriminalisation’, waarbij steeds meer maatschappelijke doelen via het strafrecht bereikt moeten worden. Het bekendste voorbeeld hiervan is de drooglegging: in de periode tussen 1920 en 1933 is het verkopen, verhandelen en produceren van alcohol voor menselijke consumptie volledig verboden. De werklast voor procureurs en rechtbanken explodeert als gevolg van de vele alcoholmisdrijven; deze zijn zodanig talrijk dat procureurs zich genoodzaakt zien om verdachten lichte straffen te beloven, in ruil voor een bekennende verklaring. Op deze manier hoeft de rechter slechts de bekenning aan te horen en het vonnis te ondertekenen en wordt er geen tijdrovende zitting georganiseerd. Plea bargaining neemt een grote vlucht en ook op het federale niveau valt het algemeen gebruik van deze afdoening niet te ontkennen. In 1931 staat in een rapport bestemd voor toenmalig president Herbert Hoover zelfs het volgende:
“Lawyers everywhere deplore, as one of the most serious effects of prohibition, the change in the general attitude toward the federal courts....[T]he huge volume of liquor prosecutions...has injured their dignity, impaired their efficiency, and endangered the wholesome respect for them which once obtained.” [5]
Het zal echter nog jaren duren voordat de Supreme Court de praktijk van plea bargaining toestaat; formeel gelden nog altijd de precedenten die elke vorm van onderhandeling verbieden en zelfs als corrupt aanduiden. In 1958 lijkt het er zelfs op dat het hooggerechtshof een einde gaat maken aan al deze buitengerechtelijke afdoeningen, in de Shelton zaak. Een lagere rechtbank beriep zich op de bestaande case law om een schijnbaar onjuiste plea terzijde te schuiven. Hiertegen werd beroep ingesteld bij de Supreme Court door de procureur, totdat een hoge ambtenaar op het Ministerie van Justitie de zaak introk, wellicht nadat deze de compositie van de Supreme Court had beoordeeld en tot de conclusie was gekomen dat de kans op annulering van plea bargaining aanzienlijk was. De regering trok zich terug en de zaak bleef in de la liggen. [6]
Pas twaalf jaar later, in Brady v. United States, spreekt de Supreme Court zich eindelijk uit.
Plea bargains op gespannen voet met recht op fair trial
In essentie staat plea bargaining gelijk aan zelfincriminatie. De verdachte bekent schuld en geeft het recht op een eerlijk proces op in ruil voor een lagere straf. Het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten heeft in Brady v. United States bepaald dat een guilty plea altijd ‘vrijwillig’ en ‘wetend’ moet zijn, maar daarbij is ook benadrukt dat deze criteria ruim worden geïnterpreteerd.[7] In de praktijk voeren rechters doorgaans slechts een oppervlakkig onderzoek uit naar de feitelijke grondslag en het begrip van de verdachte van het proces, en naar de rechten die worden opgegeven, voordat ze het verzoek goedkeuren.[8] Plea bargains worden vaak verkregen via een onderhandelingsproces dat gekenmerkt wordt door een machtsongelijkheid. Gezien de discretionaire bevoegdheid van het Openbaar Ministerie om te vervolgen en de ongelijke toegang tot informatie, komt deze onevenwichtigheid doorgaans ten gunste van het Openbaar Ministerie. Bovendien kunnen plea bargains worden gebruikt om veroordelingen te krijgen in zaken die anders in seponering of vrijspraak zouden zijn geëindigd door een gebrek aan bewijs.[9] Daarnaast roept het minimale toezicht op de procedure verschillende procedurele problemen op. Zo zijn er aanklagers die ‘exploding offers’ maken die maar voor een zeer korte tijd gelden. Vanwege de vaak korte tijd tussen de dagvaarding en het plea offer, kunnen verdachten schuldig pleiten zonder advies van een advocaat. Met name in het geval van misdrijven, waarvoor mogelijk geen recht is op adequate rechtsbijstand, stemmen verdachten in met de plea bargain, zonder zich te realiseren wat een strafrechtelijke veroordeling voor hen zal betekenen.[10] Deze druk om een plea bargain te accepteren heeft ook als gevolg dat verdachten schuld bekennen terwijl zij niet schuldig zijn of wanneer zij geloven dat zij na een strafprocedure niet zouden worden veroordeeld. Zo had 15%-18% van de vrijgesprokenen een guilty plea afgelegd, wat dus betekent dat het accepteren van plea bargains niet geheel onderhevig is aan de vrije wil van de verdachte.[11]
Is dit een waarschuwing voor Nederland?
Met de introductie van procesafspraken in de Nederlandse strafpraktijk.[12] is het de vraag in hoeverre dit de afhandeling van strafzaken zal beïnvloeden. Het grote verschil met de Amerikaanse praktijk is tot nu toe nog dat bij procesafspraken de rechter nog steeds de zaak inhoudelijk behandelt en een uitspraak geeft, terwijl bij plea bargains de verdachte zonder beoordeling van de rechter schuld bekent met als gevolg dat ook onschuldige mensen in de gevangenis belanden. Alhoewel het maken van procesafspraken een mogelijke oplossing is voor het overbelaste rechtssysteem, moet niet het doel van het strafrecht uit het oog worden verloren: het berechten en straffen van schuldige daders. Het is van belang dat de procesafspraak op den duur een wettelijke grondslag krijgt zodat het recht van verdachten op een volwaardig proces gewaarborgd wordt en om te voorkomen dat het Openbaar Ministerie misbruik maakt van haar bevoegdheden.
Bibliografie
[1] Bargained Justice
Author(s): LUCIAN E. DERVAN
Source: Federal Sentencing Reporter , April/June 2019, Vol. 31, No. 4/5, The Tyranny of
the Trial Penalty: The Consensus that Coercive Plea Practices Must End (April/June 2019),
pp. 239-247
Published by: University of California Press on behalf of the Vera Institute of Justice
Stable URL: https://www.jstor.org/stable/10.2307/26854377
[2] Idem, pagina 2, Rex v. Warickshall.
[3] OSCOLA 4th ed.
John H. Langbein, 'Torture and Plea Bargaining' (1978) 46 U Chi L Rev 3, pagina 10
[4] Idem, pagina 11
[5] Bargained Justice
Author(s): LUCIAN E. DERVAN
Source: Federal Sentencing Reporter , April/June 2019, Vol. 31, No. 4/5, The Tyranny of
the Trial Penalty: The Consensus that Coercive Plea Practices Must End (April/June 2019),
pp. 239-247
Published by: University of California Press on behalf of the Vera Institute of Justice
Stable URL: https://www.jstor.org/stable/10.2307/26854377
[6] Plea Bargaining and Its History
Author(s): Albert W. Alschuler
Source: Law & Society Review , Winter, 1979, Vol. 13, No. 2, Special Issue on Plea
Bargaining (Winter, 1979), pp. 211-245 pagina 237
[7] Academy for Justice, https://law.asu.edu/sites/default/files/pdf/academy_for_justice/Reforming-CriminalJustice_Vol_3.pdf.
[8] Turner, J. I. (2006), Judicial Participation in Plea Negotiations, The American Journal of Comparative Law, 54(1), 199-267, https://www.jstor.org/stable/20454489.
[9] https://fairandjustprosecution.org/wp-content/uploads/2022/02/Plea-Bargaining-Issue-Brief.pdf p. 3.
[10] Ibid, p. 4.
[11] https://guiltypleaproblem.org/.
.[12] Lees meer hierover in het artikel ‘Rechtspraak op afspraak? De voor- en nadelen van procesafspraken’ van Demy Wentink.

Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen