Nieuwe spionagewetgeving: Hoe bewaken wij de strafrechtelijke grens?

Inleiding
Het stelen van staatsgeheimen, het achtervolgen of onder druk zetten van ambtenaren en het achterhalen van bedrijfsgeheimen. Het zijn scenario’s die u misschien eerder herkent uit de (geromantiseerde) spionagefilms, dan uit ons eigen ‘rustige’ Nederland. Desalniettemin speelt de dreiging van spionage ook vandaag de dag nog een rol. Een recent voorbeeld hiervan is het nieuws over een Russisch oud-medewerker van ASML, de belangrijkste chipfabrikant van Nederland, die jarenlang documenten zou hebben gestolen en gedeeld met een Russische contactpersoon.[1]
Maatschappelijke ontwikkelingen, zoals digitalisering en de verschillen in normen en waarden tussen landen, zijn de reden dat de wetgever een uitbreiding van spionage strafbaarstellingen noodzakelijk acht.[2] Sinds 15 mei 2025 is diasporaspionage dan ook strafbaar gesteld. Het gaat hierbij om een vorm van spionage, waar buitenlandse mogendheden invloed proberen uit te oefenen op (ex-)burgers, die nu woonachtig zijn in Nederland. Vanuit het thuisland kunnen burgers onder druk worden gezet en critici gecensureerd.[3]
Zeker met het oog op de aankomende Tweede Kamerverkiezingen - waar invloeden van buitenlandse mogendheden grote impact kunnen hebben op onze democratie - is het interessant om te belichten hoe ons strafrechtstelsel zich kan gaan lenen in de strijd tegen deze buitenlandse inmenging. Waarbij buitenlandse mogendheden steeds meer, letterlijk én strafrechtelijk, de grens over gaan.
Naast de nieuwe strafbaarstelling van diasporaspionage is een andere variant van spionage strafbaar gesteld: digitale spionage. Over deze ontwikkeling kunt u lezen in een afzonderlijk artikel deze maand.
Nieuwe wetgeving
De nieuwe bepaling, die is neergelegd in art. 98d van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), is een toevoeging aan een aantal spionage artikelen die al wat jaren meegaan. De algemene strafbepaling van spionage in art. 98 Sr stamt uit 1881 en is in 1951 aangevuld met artikelen 98a-98c Sr. Dat zijn wezenlijk andere tijden dan nu. Deze wetgeving wordt door de wetgever dan ook niet meer toereikend geacht om vandaag de dag Nederlandse belangen te beschermen en daarom werd artikel 98d Sr geïntroduceerd om het gat te dichten.[4] Hier volgen een aantal opmerkelijkheden van deze nieuwe spionagewetgeving.
Kijkend naar de wetteksten van de spionage bepalingen is er een duidelijk onderscheid te zien in de beschermde inhoud. Waar artikelen 98-98c Sr zien op inlichtingen waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of zijn bondgenoten wordt geboden (oftewel staatsgeheimen), ziet artikel 98d Sr op de bescherming van een veel breder scala aan belangen. Kort samengevat zijn dat: gevaar voor de staat, bondgenoten van de staat en volkenrechtelijke organisaties, vitale infrastructuur, technologieën en de veiligheid van individuen. Dit verschil weergeeft het pijnpunt waar men eerder tegenaan liep. De bescherming van de oude wetgeving strekte zich enkel tot staatsgeheimen, maar de praktijk toonde dat ook het verstrekken van informatie, die niet te kwalificeren was als staatsgeheim, strafwaardig kan zijn.[5] De Russische ex-medewerker van ASML die bedrijfsgeheimen deelde met de Russische inlichtingendienst SVR, kon niet worden veroordeeld voor spionage, omdat de inlichtingen enkel bedrijfsgeheimen waren en geen staatsgeheimen. In deze zaak is daarentegen wel een gevangenisstraf opgelegd voor computervredebreuk en het overtreden van een sanctiepakket gericht tegen Rusland.[6]
In de gevallen zoals deze, waar er minder mogelijkheden waren voor vervolging van de verdachte, werd de verdachte soms als persona non grata aangemerkt.[7] De verdachte is dan niet meer welkom in het land en moet deze dus zo snel mogelijk verlaten.[8] Dit gebeurt echter alleen in uitzonderlijke gevallen, omdat er diplomatieke consequenties aan verbonden kunnen worden. Zo loopt men het risico dat als reactie Nederlandse diplomaten uit het thuisland van de uitgezette spion worden gezet. [9]
Naast de beschermde inhoud wordt ook de normadressaat uitgebreid. Enerzijds stelt art. 98d Sr degene die inlichtingen verstrekt en schadetoebrengende handelingen verricht strafbaar. Anderzijds wordt óók de partij die de ander tot spionage beweegt strafbaar geacht. Andere spionage bepalingen zien op de strafbaarheid van de verstrekker en degene die de informatie onder zich heeft, maar niet specifiek op de strafbaarheid van de partij die spionage insinueerde.
Tenslotte beperkt artikel 98d Sr zich niet enkel tot het verstrekken van inlichtingen, ook worden ‘schadetoebrengende handelingen’ strafbaar gesteld. Hoewel spionage zich uiteraard niet alleen beperkt tot het verstrekken van inlichtingen, wat goed aansluit bij de veranderende identiteit van spionage, oogt dit bestanddeel nogal onbepaald. Ook tijdens de wetsontwikkeling is er met een kritische blik naar de nauwkeurigheid van de wet gekeken.[10] Er zijn wel enkele voorbeelden verstrekt waar ‘schadetoebrengende handelingen’ uit kunnen bestaan, zoals het afleveren van pakketjes en het volgen of intimideren van personen die in Nederland verblijven.[11] Kijkend naar de memorie van toelichting van art. 98d Sr lijkt de wetgever een bewuste keuze te hebben gemaakt om de rechter hier vooral werkruimte te geven. Er wordt expliciet onderbouwd dat de open normen, die de rechter behoort in te vullen, wél aan het legaliteitsvereiste voldoen en de wetgever deze dus niet verder hoeft in te kleuren.[12]
Kortom lijkt artikel 98d Sr in meerdere dimensies iets toe te voegen aan de al bestaande spionagewetgeving. Maar wat betekent deze nieuwe bepaling nu precies voor het strafbaar stellen van diasporaspionage?
De strafrechtelijke aanpak van diasporaspionage
Banden behouden met diaspora gemeenschappen hoeft niet altijd negatief te zijn. Vanuit het thuisland kunnen de belangen van deze burgers bijvoorbeeld aanvullend worden behartigd, zo heeft ook Nederland haar eigen diaspora beleid. Het beeld slaat echter om als dit beleid tot beïnvloeding, dreiging of aanzetten tot spionage leidt.[13] Er zijn over het algemeen vier hoofdredenen die overheden hebben om de diaspora gemeenschappen op deze manier te beïnvloeden:
- Het monddood maken van (politieke) tegenstanders;
- Beïnvloeding van de publieke opinie en politiek in Nederland;
- Het monitoren van gemeenschappen en/of het mogelijk maken van spionage in Nederland;
- Het stimuleren van eigen financieel-economische belangen.
Diasporaspionage beperkt zich dus niet tot het verstrekken van staatsgeheimen, waar de oude wetgeving op gericht was. Deze vorm van spionage kan bestaan uit een veelvoud van handelingen, zoals het intimideren van critici (ook binnen de diaspora zelf) of het beïnvloeden van ambtenaren of politici. Doordat de strafbaarstelling zich niet beperkt tot het verstrekken van inlichtingen, maar ook schadetoebrengende handelingen strafbaar stelt, kan er een breder scala aan diasporaspionage activiteiten vervolgd worden.[14]
Waar voorheen wellicht kon worden teruggegrepen op andere gepleegde delicten, zoals bedreiging bij het monitoren van gemeenschappen, kan nu worden teruggegrepen op deze spionage bepaling. Dit sluit beter aan bij de ernst en aard van de gedragingen: een verdachte vervolgen voor bedreiging heeft toch wel een wezenlijk andere aard, als deze verdachte iemand heeft bedreigd om een groter doel zoals spionage te dienen.
Zaak blijft echter wel dat óók deze nieuwe wetgeving niet altijd tot een veroordeling zal leiden. Diplomaten die spioneren voor hun thuisland kunnen, ook als spionage evident is, niet vervolgd worden omdat ze diplomatieke onschendbaarheid hebben.[15] Hierdoor zal men in deze gevallen toch moeten teruggrijpen op het uitzetten of controleren van deze personen.
Conclusie
Kortom, deze aanvulling zal de spionagewetgeving waarschijnlijk de nodige ruimte geven om passender op te treden tegen spionage. Waar onder het oude recht werd teruggegrepen op vervolging van andere gepleegde delicten of het uitzetten van spionnen, kan nu worden teruggegrepen op een specifieke bepaling die verder reikt dan het beschermen van staatsgeheimen. De precieze toepassing van deze bepaling is vooraf slecht te voorspellen, aangezien de open normen veel ruimte overlaten voor de rechter. Vooralsnog zijn er op het moment van schrijven van dit artikel nog geen rechterlijke uitspraken gedaan omtrent deze nieuwe wetsbepaling. Het is dus wachten op uitspraken voordat de feitelijke werking van deze bepaling aan het licht komt.
Bibliografie
[1] ‘AIVD: opgepakte werknemer ASML had contact met Russische geheime dienst’, nos.nl, 6 februari 2025.
[2] Kamerstukken II 2022/23, 36280, nr. 3, p. 3.
[3] ‘Vanaf 15 mei: meer vormen van spionage strafbaar’, rijksoverheid.nl (geraadpleegd op 18 september 2025).
[4] Kamerstukken II 2022/23, 36280, nr. 3, p. 2-4.
[5] Kamerstukken II 2022/23, 36280, nr. 3, p. 8-9.
[6] Rb. Rotterdam 10 juli 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:8322.
[7] ‘AIVD ontmaskert twee Russische diplomaten als spionnen’, nos.nl, 10 december 2020.
[8] Art. 9 Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.
[9] ‘Waarom Russische spionnen jarenlang in Nederland mochten rondlopen’, nos.nl, 14 oktober 2022.
[10] Kamerstukken I 2024/25, 36280, nr. D.
[11] Kamerstukken II 2022/23, 36280, nr. 4.
[12] Kamerstukken II 2022/23, 36280, nr. 3, p. 6.
[13] Fenomeenbeeld Statelijke Inmenging 2024, p. 14.
[14] Fenomeenbeeld Statelijke Inmenging 2024, p. 4-5.
[15] Art. 29 Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer.

Reacties
Log in om de reacties te lezen en te plaatsen